Nederlands

 
kinderpret in sneeuwwater
Uitspraak
Woordafbreking
  • sneeuw·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sneeuwwater
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het sneeuwwatero

  1. gesmolten sneeuw
    • Ik woon in een huis uit 1934. Ik zou het regenwater (en afgelopen dagen ook het sneeuwwater) graag willen gebruiken voor bijvoorbeeld het doorspoelen van het toilet. Zou dat een rendabele investering kunnen worden?[2] 
    • „Mijn ouders zijn allebei geboren in Karsu, een Turks dorpje aan de grens met Syrië, vlakbij [sic!] de Middellandse Zee. Kar betekent sneeuw, Su water. Sneeuwwater heet ik dus.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 1 februari 2013 Regenton en emmer
  3. NRC R. Goslinga & R. Koelewijn 17 november 2012 De piano doet wat ik wil