• slow

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord slow -
verkleinwoord - -

slow

  1. dans waarbij men langzaam en zeer dicht tegen elkaar aan beweegt
vervoeging van
slowen

slow

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slowen
    • Ik slow. 
  2. gebiedende wijs van slowen
    • Slow! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slowen
    • Slow je? 


stellend vergrotend overtreffend
slow slower slowest

slow

  1. langzaam
    «The car is moving very slow
    De auto beweegt erg langzaam.
  2. achter
    «My watch is ten minutes slow
    Mijn horloge loopt tien minuten achter.
  1. fast