Nederlands

 
slowfood
Uitspraak
Woordafbreking
  • slow·food
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord slowfood
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

slowfood m/o

  1. (voeding) eten waar je de tijd voor neemt om het te bereiden en op te eten
    • Slowfood is het tegenovergestelde van fastfood: het komt uit je eigen omgeving en het tempo waarin het op je bord komt is niet van belang. Na een eerste 'Slowstamtoafel' wordt donderdag in Winterswijk de eerste 'proeftuin' gehouden. [2] 
    • In 2001 kwamen een Joodse, een Arabische en een christelijke chef elkaar toevallig tegen bij een conferentie over slowfood in Italië. Hoewel hun volkeren voortdurend met elkaar in de clinch lagen, verbroederde het hen juist dat zij gezamenlijk kookten. Terug in hun landen van herkomst lieten de chefs het er niet bij zitten en zochten zij elkaar op. Het idee ontstond om hun culturen met elkaar kennis te laten maken, juist door middel van hun smaakpapillen. Voedsel voor vrede! [3] 
    • Daarom werd ook de menukaart aangepakt. Want de kinderen willen misschien wel een pizza, de ouders willen vaak toch net iets anders. De Bourgondische Belg is naar verluidt bereid om te betalen voor zo’n stukje authenticiteit, waar fastfood slowfood wordt. [4] 
    • In de slowfood-keuken kan zapiekanka verwijzen naar een ovengerecht, bijvoorbeeld met pasta. [5] 
Afgeleide begrippen
Antoniemen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen