sleehak
- slee·hak
- samenstelling van slee en hak zn (bet. 2)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sleehak | sleehakken |
verkleinwoord | sleehakje | sleehakjes |
de sleehak m
- (kleding) driehoekige hak aan de onderkant van een schoen of laars, van achteren naar voren doorlopend[1]
- Ze had zich mooi gemaakt en droeg een jurk met kleine bloemetjes en een paar zomerse sandalen met sleehak.[2]
1.
- Het woord sleehak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sleehak" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Modewoordenboek, instituut voor de Nederlandse taal
- ↑ Kepler, L., Contract, De Bezige Bij., Amsterdam, 2011
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be