En skjære.
Een ekster.

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • skjæ·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Oudnoorse woord skera
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skjære
skjærer
skar
skåret
Klasse 4 sterk

Werkwoord

skjære

  1. overgankelijk snijden
    «Skjær løken i skiver.»
    Snij de ui in plakjes.
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

skjære m

  1. (zangvogels) ekster
    «Skjærer som hakker løs på verandamøbler kan bli til stor plage.»
    Eksters die aan het verandameubilair pikken kunnen een grote overlast zijn.
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skjære     m: skjæren
v: skjæra  
  skjærer     skjærene  
genitief   skjæres     m: skjærens
v: skjæras  
  skjærers     skjærenes  
Synoniemen