sikker
- sik·ker
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘dronken’ voor het eerst aangetroffen in 1810 [1]
- Herkomst: Bargoens [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sikker | sikkerder | sikkerst |
verbogen | sikkere | sikkerdere | sikkerste |
partitief | sikkers | sikkerders | - |
sikker
- Jiddisj: sjikker
- Het woord sikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sikker" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
16 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "sikker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be