Een jongedame wordt vanaf de straat toegezongen
 
Serenade gemaakt door Judith Leyster
  • se·re·na·de
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muzikale hulde’ voor het eerst aangetroffen in 1665 [1]
  • uit het Italiaans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord serenade serenades
verkleinwoord

de serenadev [3]

  1. (muziek) een muzikaal eerbetoon meestal voor een geliefde en meestal 's-avonds gebracht
    • De oud-burgemeester van Hof van Twente werd verder op de bijeenkomst onder meer getrakteerd op een serenade van muziekvereniging Apollo uit Goor. [4] 
    • Slagwerker Bart komt naast ons staan. Ik vraag naar carnaval, naar de serenade die de voltallige St. Joep hier in het oefenlokaal van Phil kwam brengen. Gehoord van pr-man Frank, volgens wie het een zinderend spektakel was 'omdat het nogal wat emoties met zich meebracht'. Bart knikt. 'De hele ruimte stond vol. Hadden we opeens honderd man hier binnen. Jawel, toen had ik de tranen in mijn ogen, dat was echt sjiek.' [5] 
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]