sedentair
- se·den·tair
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zittend’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse sédentaire met het achtervoegsel -air [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sedentair | sedentairder | sedentairst |
verbogen | sedentaire | sedentairdere | sedentairste |
partitief | sedentairs | sedentairders | - |
sedentair
- (medisch) wie een zittend leven leidt
- De mate van beweging werd ingedeeld in de vier categorieën sedentair, licht, gemiddeld en hoog. [3]
- een vaste verblijf- of standplaats hebbend
- Het woord sedentair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sedentair" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sedentair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sedentair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be