• schuil·hol
enkelvoud meervoud
naamwoord schuilhol schuilholen
verkleinwoord schuilholletje schuilholletjes

het schuilholo

  1. weinig comfortabele plaats waar iemand zich verborgen of schuilt houdt voor gevaar
    • In hun schuilhol vond de politie een enorm organigram met namen van geplande slachtoffers, tijdschema's, pijltjes naar opsporingsorganen en massamedia. "Heel bizar, maar ze waren echt gevaarlijk. Ze wisten hoe ze met springstof om moesten gaan." [2] 
    • Verder meldden de Amerikaanse strijdkrachten zondag dat er bij het schuilhol geen communicatieapparatuur was aangetroffen. Een militaire zegsman zei dat dit feit zijn opvatting onderstreepte dat de ex-president niet persoonlijk aanvallen op coalitietroepen coördineerde. [3] 
    • De vogels in Blijdorp zijn door de eerder zo zachte winter een beetje van slag. Een stel lepelaars is daardoor gaan broeden. De verzorgers hebben de jongen die nu net zijn geboren, in de couveuse gelegd, aldus de woordvoerster. Hoewel de gorillafamilie verwarmde schuilholen buiten heeft, kiest ze volgens haar ook voor een verwarmd plekje in het verblijf. [4] 
87 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]