• schrijf·be·hoef·te
enkelvoud meervoud
naamwoord schrijfbehoefte schrijfbehoeften
verkleinwoord

de schrijfbehoeftev [1]

  1. dat wat men nodig heeft om te schrijven
     Na enige tijd oppert hij het idee om de boekwinkel van de winkel in schrijfbehoeften te scheiden die tot dan toe één winkel was.[2]
     Toch zat alles wat hij aan waarde bezat erin: de suikerzak, verpakt in Jeltses kapje met de initialen van Abe; zijn instructie en commissie; Bergsma's cessie-akte alsmede de schuldbekentenis van Berlijn; de Traité de la police, zijn half voltooide zwanezang en Seneca's De clementia, de lessen in goedertierenheid die hij samen met Zijne ed. had bestudeerd en van onderstrepingen voorzien; schrijfbehoeften met inbegrip van een zegelring en lakstaafjes; een reisbijbeltje en nu dus ook zijn silhouet, alles tot het deksel toe opgevuld ten slotte met kleding.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Benjamin Franklin De Kracht van de attractie” (2023), Uitgeverij Davey Jones Publishing, ISBN 9789464496352
  3. Gewassen vlees”   (1994), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9021479737