• scha·vie·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schavielen
schavielde
geschavield
zwak -d volledig

schavielen

  1. ergatief (scheepvaart) het almaar langs elkaar wrijven van touw of zeil waardoor snel slijtplekken ontstaan
    • Waar de fok steeds langs de stag schavielt, omwikkelen we de stag met een smarting. 
12 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be