schavielen
- Geluid: schavielen (hulp, bestand)
- scha·vie·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schavielen |
schavielde |
geschavield |
zwak -d | volledig |
schavielen
- ergatief (scheepvaart) het almaar langs elkaar wrijven van touw of zeil waardoor snel slijtplekken ontstaan
- Waar de fok steeds langs de stag schavielt, omwikkelen we de stag met een smarting.
1. schavielen
- Het woord schavielen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schavielen" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be