Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·ve·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schavelen
schaveelde
geschaveeld
zwak -d volledig

Werkwoord

schavelen

  1. ergatief, (scheepvaart) het almaar langs elkaar wrijven van touw of zeil waardoor snel slijtplekken ontstaan
    • Waar de fok steeds langs de stag schaveelt, omwikkelen we de stag met een smarting. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

26 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be