schallen
- schal·len
- In de betekenis van ‘krachtige klank voortbrengen’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- uit het Duits [2]
schallen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schallen |
schalde |
geschald |
zwak -d | volledig |
- veel lawaai of geluid (laten) maken
- Feministische hymnes schallen via oordopjes door mijn schedel. ‘All the women who are independent, throw your hands up at me’ [4]
- Een ruime helft van de 4028 Enschedeërs heeft overlast van vuurwerk. Grootste overlastgever zijn de harde knallen die de laatste dagen van het jaar in een door de wijken schallen. [5]
- De Koning lachte luid zodat het schalde door de Raadszaal. [6]
- Het woord schallen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schallen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "schallen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schallen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard dinsdag 19 september 2017
- ↑ de Standaard 14 oktober 2017
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 109
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be