scepsis
- scep·sis
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘twijfel’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scepsis | |
verkleinwoord |
de scepsis v
- twijfel of iets wel waar is, twijfel of iets goed afloopt
- Hij had grote scepsis bij wat de fantast hem allemaal op de mouw probeerde te spelden.
- Hij had grote scepsis bij de kansen op genezing van zijn zieke vrouw.
- ▸ Tegen de heuvels rond Maastricht werden vijftig jaar geleden de eerste wijnranken aangelegd. Toen werd er nog met scepsis tegen wijnbouw in Nederland aangekeken. Inmiddels is het zelfs voor de Moezel- en Elzasdruiven, zoals Müller-Thurgau, Riesling en Pinot Gris, te warm geworden op het zuidelijk deel van wijngaard.[4]
1.
- Het woord scepsis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scepsis" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "scepsis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ scepsis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rob Koster“Zuid-Franse druiven groeien door klimaatverandering goed in Maastricht” (8 juli 2023), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be