saraf
- sa·raf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | saraf | serafiem |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) bepaalde slang (5×: Num. 21:6, 21:8, Deut. 8:15, Jes. 14:29, 30:6)
- (Jiddisch-Hebreeuws) wezen met zes vleugels in de tempel (Jes. 6:2, 6:6)
- Het woord 'saraf' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.