• bran·den·de
vervoeging van: branden
verbogen vorm: brandendee

brandende

  1. verbogen vorm van brandend, het onvoltooid deelwoord van branden
    • Uit het brandende huis wilden we wegvluchten. 
     En dus zal je in de auto onderweg naar de camping de hitte moeten trotseren. De ANWB heeft heel wat hittetips voor in de auto. Woordvoerder Annelies Tichelaar: "Wij zeggen altijd: 'Zorg voor een paraplu in de kofferbak'. Dat klinkt misschien gek, maar wat als je met pech staat op een droge zandweg? Dan sta je onbeschermd in de brandende zon en kan een paraplu voor bescherming zorgen."[1]
     Hij kwam overeind met de uitnodigingen in zijn hand, liep naar het haardvuur en legde ze keurig boven op het brandende blok berkenhout.[2]

brandende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van brandend
  1.   Weblink bron “Hittegolf in Zuid-Europa: zo houd je je hoofd koel op (weg naar) de camping” (13 juli 2022), NU.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142