• sa·men·druk·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
samendrukken
/'saməndrɵkən/
drukte samen
/drɵktə 'samən/
samengedrukt
'samənɣədrɵkt
zwak -t volledig

samendrukken

  1. overgankelijk vanuit twee of meer zijden kracht in de richting van het midden uitoefenen
    • De wurger drukte haar keel samen.