samba
- sam·ba
- Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘dans’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1949 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | samba | samba's |
verkleinwoord | sambaatje | sambaatjes |
- m (muziek) Braziliaanse muziekvorm
- m (dans) Braziliaanse dans in vierkwartsmaat
- o (spel) kaartspel lijkend op canasta
- [1-2] sambabal, sambaband, sambacrisis, sambaschool, sambavoetbal
- Het woord samba staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "samba" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "samba" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be