saber
- erfwoord Ontwikkeld uit Latijn sapere “wijs zijn, weten”, “smaken”, “gewaarworden”.
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sé | sabia | sabut |
2e vervoeging | volledig | onregelmatig |
saber
- erfwoord Ontwikkeld uit Latijn sapere “wijs zijn, weten”, “smaken”, “gewaarworden”.
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
saber |
sabia |
sabido |
volledig |
saber
- sa·ber
- erfwoord Ontwikkeld uit Latijn sapere “wijs zijn, weten”, “smaken”, “gewaarworden”.
saber
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
saber |
sabía |
sabido |
volledig |
- onovergankelijk (~ a) smaken naar
- (~ a) rieken naar, lijken op
- weten
- overgankelijk weten, kennen
- kunnen
- vernemen, te weten komen