stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sabia sabut
2e vervoeging volledig onregelmatig

saber

  1. weten


  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: (Portugal) /sɐ.ˈbeɾ/, (Brazilië) //sa.ˈbe(ʁ)/
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
saber
sabia
sabido
volledig

saber

  1. weten


  • sa·ber

saber

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
saber
sabía
sabido
volledig
  1. onovergankelijk (~ a) smaken naar
  2. (~ a) rieken naar, lijken op
  3. weten
  4. overgankelijk weten, kennen
  5. kunnen
  6. vernemen, te weten komen