Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ruil·waar·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ruilwaarde ruilwaarden
ruilwaardes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ruilwaardev

  1. een eigenschap van goederen (waaronder ook diensten worden verstaan) waarlangs goederen onderling kwantitatief vergeleken kunnen worden, om zo tot uitruil te komen
     Dat soort werk zou waarschijnlijk een ruilwaarde vertegenwoordigen die in geld is om te zetten.[2]
     Waarom? Van het ene vertrouwen we dat de ander het accepteert en dat het een ruilwaarde heeft. Dat is wettig betaalmiddel. Het andere is nog niet waard dat je de open haard ermee aansteekt.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Alleen geloof en vertrouwen redden economie” (10 oktober 2008), Reformatorisch Dagblad