rugspuit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rug·spuit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rug zn en spuit zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rugspuit | rugspuiten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (landbouw) sproeier met landbouwgif die men als een rugzak op de rug draagt
- Maar Henk Geerdink, en ook zijn vrouw Ineke, hebben er ook geen probleem mee om zelf met een rugspuit - en soms zelfs een bloemenspuit - de wei in te gaan om heel gericht onkruid als distels te bestrijden. [1]
Synoniemen
Vertalingen
1. sproeier die men als een rugzak op de rug draagt
Gangbaarheid
- Het woord rugspuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rugspuit" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tubantia 07-05-10 Met een bloemenspuit de distels te lijf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be