rugbyer
- rug·by·er
- Naamwoord van handeling van rugbyen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rugbyer | rugbyers |
verkleinwoord | rugbyertje | rugbyertjes |
de rugbyer m
- Het woord rugbyer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rugbyer" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be