Nederlands

 
rubberplantage
Uitspraak
Woordafbreking
  • rub·ber·plan·ta·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rubberplantage rubberplantages
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rubberplantagev

  1. plaats waar bomen zijn geplant waaruit men de grondstof voor rubber kan tappen
     Mijn neef David- in Chicago, heeft hem gezien en hij zegt dat de film een uur extra materiaal bevat dat niemand ooit eerder heeft gezien, het speelt zich af op een rijke Franse rubberplantage midden in de jungle waar een Franse aristocratische familie nog altijd standhoudt en die Willard en zijn mannen uitnodigt voor een diner- David zegt dat het onbegrijpelijk is waarom Coppola hier niets van in de uiteindelijke versie heeft gestopt, want de scènes geven een hele andere dimensie aan de film en maken die politieker- en spookachtiger.[2]
     Als er ook na die tijd niks verandert, moet hij maar wat anders gaan doen, vreest visser Pimpophan. "Dan moet ik nog vaker werken op de rubberplantage, of aan de slag als bouwvakker." Wat moet dat moet, denkt hij. "Als er geen vis is, kan ik geen visser zijn."[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Nieuwe dammen leggen deel Zuidoost-Azië droog: 'Ik vang geen kilo vis meer'” (11-12-2019), NOS