• rots·ach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rotsachtig rotsachtiger rotsachtigst
verbogen rotsachtige rotsachtigere rotsachtigste
partitief rotsachtigs rotsachtigers -

rotsachtig

  1. waar veel rotsen zijn
     Ten slotte kwam hij in een rotsachtige streek, waar hij plotseling de fluit van een herdersjongen hoorde.[1]
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 11
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be