Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stengels vochtig houden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
roten
rootte
geroot
zwak -t volledig

Werkwoord

roten

  1. overgankelijk (landbouw) vlas blootstellen aan fermentatie om het pectine te verwijderen dat de stengel samenhoudt
    • Vroeger werd vlas in rivieren geroot, nu gebeurt dat meestal op het land. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

22 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen