Rookvlees op een broodje
  • rook·vlees
enkelvoud meervoud
naamwoord rookvlees
verkleinwoord

het rookvleeso

  1. vlees dat gerookt is om langer te kunnen bewaren en om het een speciale smaak te geven
    • Omdat ze nooit voor de slacht gefokt zijn, is het heel zuiver vlees, legt slager Frans Louman uit. Geen gerotzooi met hormonen. Hij verkoopt paardenhaas en -worst sinds de laatste paardenslager in de Amsterdamse Jordaan er dertig jaar geleden mee ophield. Voor de liefhebber, want veel vraag is er niet naar. Terwijl juist paard boterzacht is. Dezelfde delen waarvan bij de koe rosbief en rookvlees worden gemaakt, zijn bij het paard mals genoeg om biefstuk te zijn. Hoe moet je paard klaarmaken? Gewoon, als een normale entrecote, zegt Louman. In mijn geval is dat dan met parmezaan en balsamicostroop. [3] 
  • rookvlees blijft lang goed
rokers leven langer
„U staat midden in het leven. Heel goed. Alleen die sigaar…” - Cor van Zadelhoff rookt een dikke havana - „…dat is niet gezond. Aan de andere kant, u houdt van het leven en op uw leeftijd…” „Rookvlees blijft lang goed.” „Gedroogd, ja. Aan zo’n rekje.”[4]
99 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]
  1. rookvlees op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Joël Broekaert 10 november 2011
  4. NRC Carola Houtekamer Jannetje Koelewijn 2 september 2016
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be