Nederlands

 
roodbont
Uitspraak
Woordafbreking
  • rood·bont
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roodbont -
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

het roodbonto

  1. o kleur van wit met roodbruine vlekken
  2. m (dierkunde) roodbruin gevlekt rund of paard
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen roodbont roodbonter roodbontst
verbogen roodbonte roodbontere roodbontste
partitief roodbonts roodbonters -

Bijvoeglijk naamwoord

roodbont [1]

  1. wit met roodbruine vlekken
  2. (van stoffen:) geschakeerd met rode ruiten of strepen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen