Nederlands

 
rolwagen voor rolstoelbasketbal
Uitspraak
Woordafbreking
  • rol·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rolwagen rolwagens
verkleinwoord rolwagentje rolwagentjes

Zelfstandig naamwoord

de rolwagenm

  1. (medisch) rolstoel
    • Door een fysieke handicap verplaatst hij zich met een elektrisch aangedreven rolwagen. In juni 2011 studeerde hij af als historicus aan de KU Leuven, het voorbije academiejaar volgde hij aan dezelfde universiteit een aanvullende lerarenopleiding.[2] 
    • Het project van rusthuis Huize Sint-Jozef heet 'Tuin op poten', omdat de groenten gekweekt worden in grote bakken die tot op tafelhoogte gevuld werden met aarde. Zo kunnen ook minder mobiele senioren vanuit hun rolwagen de plantjes verzorgen.[3] 
    • De 73-jarige gepensioneerde Jack Raynor lijdt aan multiple sclerose en is erg ziek. Zijn rolstoel stond, uit het zicht, onder een carport naast zijn bungalow, toen hij werd gestolen. Zijn vrouw Marylyn (56) ontdekte de diefstal toen ze de rolwagen wou pakken om naar het ziekenhuis te gaan voor een operatie.[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen