• rol·ler·skate
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘rolschaats’ voor het eerst aangetroffen in 1992 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rollerskate rollerskates
verkleinwoord

de rollerskatem

  1. (sport) rolschaats met 4 wieltjes, 2 assen en een vaste schoen
    • Op de Spelen van 2020 is er nog plaats voor één sport. Er zijn acht kandidaten. Naast worstelen zijn dat squash, bergbeklimmen, karate, wushu, baseball/softball, wakeboarden en rollerskaten. [3] 
    • Marco Gerris van de rollerskategroep ISH theatraliseert op bijzondere sympathieke manier de circuskunsten van een groep kinderen, geïnspireert op Im Dickicht der Städte van Brecht [4] 
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]