rollaag
  • rol·laag
enkelvoud meervoud
naamwoord rollaag rollagen
verkleinwoord

de rollaagv / m

  1. (bouwkunde) een rij op hun kant gemetselde stenen
     Momenteel wordt gewerkt aan de bestrating en parkeerplaats voor het nieuw complex. Op de foto staat eenmans voegbedrijf Roy Niks uit Almelo de voegen van de rollaag op de muurtjes bij de entree te vullen met een 1:4 cementmengsel. De oplevering van het gebouw, daar door Wessels is gebouwd, is in mei. De verschillende partijen nemen dan fasegewijs hun intrek in het gebouw.[3]
     Jeroen moet een omvangrijk metselwerk maken van twee vlakke muren met een hoek, met in de ene muur de letters DE en in de andere muur een vlag in drie kleuren. Aan de korte zijde was de te metselen muur schuin en had een rollaag. Niet onmogelijk moeilijk, oordeelden de deskundigen, maar wel heel erg veel. Jeroen Lohuis was de enige kandidaat die de opdracht af kreeg (ruim binnen de tijd ook nog) en bovendien was zijn maatvoering onovertroffen.[4]
71 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[5]
  1. rollaag op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Een muurtje van Niks” (21-04-2009), Tubantia
  4.   Weblink bron “Jeroen Lohuis (Tilligte) Overijssels metselkampioen” (22-09-2012), Tubantia
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be