ritzege
- rit·ze·ge
- samenstelling van rit zn en zege zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ritzege | ritzeges |
verkleinwoord |
- (wielrennen) het winnen van een etappe van een wielerwedstrijd
- Op de laatste klim sloegen de Colombiaanse klimmers toe. López, die als nummer 3 in het klassement aan de rit begon, mocht uiteindelijk juichen met eindwinst, terwijl de ritzege voor Nairo Quintana (Movistar Team) was. [1]
- De tweede ritzege van de Kazak was de zevende overwinning voor Astana binnen vier dagen. [2]
- Het woord ritzege staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ritzege" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia 17-02-19 Colombiaans succes in eigen koers: ritzege Quintana, eindwinst López
- ↑ Tubantia 18-02-19 Loetsenko leider in Oman na tweede ritzege
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be