rinoceros
  • ri·no·ce·ros
enkelvoud meervoud
naamwoord rinoceros rinocerossen
verkleinwoord - -

de rinocerosm

  1. (onevenhoevigen) benaming voor grote zware zoogdieren uit de familie Rhinocerotidae   die voorkomen in Afrika en Azië leeft en worden gekenmerkt door een hoorn aan de voorkant van hun kop

neushoorn

   1. zie: neushoorn   
66 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]