rijkswachter
- Geluid: rijkswachter (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrɛikswɑxtər / (3 lettergrepen)
- rijks·wach·ter
- afgeleid van rijkswacht met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijkswachter | rijkswachters |
verkleinwoord | rijkswachtertje | rijkswachtertjes |
de rijkswachter m
- (ordehandhaving) (geschiedenis) Belgische politiebeambte, agent van het landelijke politiekorps zoals België dat tot 2001 kende
- Het bleek echter dat een voorbijganger een door de betogers in het nauw gedreven rijkswachter had helpen ontzetten. [1]
- Het woord rijkswachter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijkswachter" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Eyskens, G. (ed. J. Smits)De memoires. 3e druk (1993) Lannoo, Tielt; ISBN 90 209 2263 7; p. 627; geraadpleegd 2017-06-24
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be