Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • riet·lui·paard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rietluipaard rietluipaarden
verkleinwoord rietluipaardje rietluipaardjes

Zelfstandig naamwoord

rietluipaard m / o

  1. (vlinders) Phragmataecia castaneae   een nachtvlinder uit de familie Cossidae, de houtboorders. De vlinder is vrij zeldzaam in Nederland en België en komt voor in geheel Europa. De rietluipaard komt alleen voor in gebieden met veel riet. De vliegtijd is van mei tot en met juli
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie