• re·vue
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘show’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord revue revues
verkleinwoord revuetje revuetjes

de revuev / m

  1. theatershow bestaande uit een aaneenschakeling van zang, dans en toneel in de vorm van komische of satirische sketches
  2. (kritisch) tijdschrift, weekblad
  3. (verouderd) monstering, inspectie
  • de revue passeren
voorbij komen
•  Ze heette heel toepasselijk Jetfighter en alle standaardvragen passeerden de revue: ‘waar kom je vandaan’, ‘wanneer ben je begonnen?’ en ‘hoeveel liter neem je mee?’. [4] 
95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]


enkelvoud meervoud
revue revues

revue

  1. revue (theatershow)