Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·spec·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderzoek’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord inspectie inspecties
verkleinwoord inspectietje inspectietjes

Zelfstandig naamwoord

de inspectiev

  1. een grondige en nauwkeurige controle
    • De inspectie werd uitgevoerd door twee heren van de politie. 
  2. organisatie die grondige en nauwkeurige controles moet uitvoeren
     Daarmee schuift het hof het oordeel over het werk van de inspectie door naar de bestuursrechter in Amsterdam, die op 20 januari uitspraak doet over de rechtmatigheid van het optreden van onderwijsminister Arie Slob in de Haga-zaak.[3]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen