inspectiereis
- in·spec·tie·reis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inspectiereis | inspectiereizen |
verkleinwoord | inspectiereisje | inspectiereisjes |
- reis die gemaakt wordt om zaken te controleren
- ▸ En nog slechts in beslag genomen door gedachten over zijn aanstaand vertrek en zijn inspectiereis, ging hij zijn kamer binnen en vroeg de portier, die hem begeleidde, naar zijn bediende.[2]
- ▸ Noord-Korea's leider brengt een bezoek aan de legerbasis op het Jangjae eilandje, vlakbij de grens met Zuid-Korea. Vanaf dat eilandje opende Noord-Korea in 2010 het vuur op een nabijgelegen Zuidkoreaans eilandje. Vier Zuidkoreanen kwamen daarbij om; 19 raakten gewond.Kim's inspectiereis valt samen met de oplopende spanning op het Koreaanse schiereiland.[3]
- Het woord inspectiereis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron “Kim Jong-un bezoekt grenstroepen” (08-03-2013), NOS