respijt
- res·pijt
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitstel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1294 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | respijt | - |
verkleinwoord | - | - |
het respijt o
- Het woord respijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "respijt" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "respijt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be