Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·dult
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord indult indulten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het indulto

  1. (religie) pauselijk genadebrief of vrijbrief waarin aan iets of iemand toestemming wordt gegeven te doen wat normaliter verboden is
  2. (handel) uitstel van betaling
  3. (militair) termijn waarin vijandelijke handelsschepen zich in veiligheid kunnen stellen
Synoniemen

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen