relativistisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·la·ti·vis·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van relativist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | relativistisch | relativistischer | |
verbogen | relativistische | relativistischere | |
partitief | relativistisch | relativistischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
relativistisch [1]
- betrekking hebbend op het relativisme
- (natuurkunde) volgens het relativiteitsprincipe
Gangbaarheid
- Het woord relativistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.