• re·ken·een·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord rekeneenheid rekeneenheden
verkleinwoord

de rekeneenheidv

  1. (economie) een eenheid die gebruikt wordt om de waarde van iets aan te geven, meestal wordt hiervoor geld gebruikt
    • 'Virtuele valuta's staan momenteel volop in de belangstelling door hun innovatieve karakter en de vraagtekens die zij zetten bij het huidige financiële systeem', schrijft DNB. 'Maar dat maakt ze niet tot een middel dat de basisfuncties van geld vervult.' Als ruilmiddel zijn ze volgens de centrale bank tot op zekere hoogte geschikt, maar als rekeneenheid en oppotmiddel niet, omdat de waarde daarvoor te sterk fluctueert. [2] 
  2. de eenheid die men gebruikt om zaken in maat en getal vast te leggen
    • Bedrijven van 390 NGE (een rekeneenheid die staat voor bijvoorbeeld bijna 10.000 varkens) of groter dienen een afstand van tenminste vijfhonderd meter aan te houden tot woonkernen en aaneengesloten lintbebouwing zoals aan de Tonnendijk. [3] 
    • Ik heb de pest aan QALY’s, de rekeneenheid voor een gewonnen levensjaar in goede gezondheid. [4] 
  3. dat deel van een processor dat verantwoordelijk is voor berekeningen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 08-mei-2014
  3. Tubantia 19-april-2011,
  4. NRC 22 december 2012 Marjoleine de Vos