reizigersorganisatie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rei·zi·gers·or·ga·ni·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reizigersorganisatie reizigersorganisaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de reizigersorganisatiev

  1. instelling die opkomt voor de belangen van mensen die gebruik maken van het openbaar vervoer
     Prinsjesdag was de drukste dag in september. Er kwamen 1500 klachten binnen via de NS en reizigersorganisatie Rover. Door verschillende stroomstoringen en ongevallen moesten die dag veel mensen omreizen.[1]
     In een brandbrief waarschuwde de spoorsector het kabinet twee weken geleden nog voor overhaaste beslissingen. "In het belang van ruim één miljoen dagelijkse spoorreizigers, de Nederlandse industrie en de spoorsector doen wij een beroep op u om niet over één nacht ijs te gaan." De brief is ondertekend door acht organisaties waaronder de NS, Koninklijk Nederlands Vervoer, FNV Spoor en reizigersorganisatie Rover.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Recordmaand op het spoor: 33,3 miljoen reizigers” (Maandag 3 oktober 2016, 17:53), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Kabinet beëindigt zelfstandigheid ProRail om problemen op spoor” (Zondag 16 oktober 2016, 17:10), NOS