Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reis·con·cern
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reisconcern reisconcerns
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het reisconcerno

  1. (bedrijfskunde) (toerisme) bedrijf dat bestaat uit een aantal losse bedrijven die reizen voor toeristen organiseren
     Tijdens de pandemie, met alle negatieve reisadviezen, daalden de prijzen voor vliegtickets. Nu mensen weer naar het buitenland mogen vliegen, stijgen de prijzen zichtbaar. Reizigers die in de meivakantie met budgetmaatschappijen als Ryanair, Transavia, Vueling en EasyJet vlogen waren gemiddeld 60,5 procent duurder uit ten opzichte van januari van dit jaar, hield reisconcern Travix bij. In diezelfde periode stegen de prijzen van KLM, Lufthansa en Brussels Airlines met 21 procent. Gemiddeld komen de prijzen nu net iets hoger uit dan voor de pandemie.[1]
     "Het is een gitzwarte dag voor ons", zegt Jan Henne De Dijn, de hoogste baas van het bedrijf. Hij kocht het bedrijf eind vorig jaar over van een Duits reisconcern. "Er zijn de afgelopen periode veel gesprekken geweest met partijen om tot een oplossing te komen. Met ons faillissement valt een belangrijke schakel weg in de reisindustrie in Nederland."[2]
     Cheaptickets.nl behoort samen met Vliegwinkel.nl en BudgetAir tot het online reisconcern Travix, wat onderdeel is van de BCD Groep, het reisconglomeraat van John Fentener van Vlissingen.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Van huurauto tot hotelovernachting; vakanties vallen duurder uit” (21 mei 2022, 08:36), NOS
  2.   Weblink bron “D-reizen failliet verklaard; 'een gitzwarte dag voor ons'” (6 april 2021, 09:51), NOS
  3.   Weblink bron “Online reiswinkels fuseren aanbod” (20 mei 2014, 08:45), NOS