Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·fo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord refo refo's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de refom

  1. (religie) lid van de orthodoxe zuil van de gereformeerde kerk
     Vooralsnog ontspringen orthodoxe christenen de dans. Ondanks de secularisatie vormen ze vitale kerkelijke gemeenten, zo blijkt uit het KRO-NCRV-rapport ”God in Nederland”. De RD-enquête over nieuwe refo’s toont eveneens een levendig beeld. Ze vormen echter wel de dinosaurussen van de moderne cultuur.[1]
     De refo’s vinden dat de evangelische beweging een oppervlakkig geloof predikt: kies maar voor Jezus – dat is de refo te makkelijk.[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    dr. A. J. Kunz
    “De refo als dino” (4 april 2016), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    Lien Heyting
    “‘De refo’s voelen zich bedreigd’” (10 mei 2008) op nrc.nl