• geu·zen·naam
enkelvoud meervoud
naamwoord geuzennaam geuzennamen
verkleinwoord geuzennaampje geuzennaampjes

de geuzennaamm

  1. zelfgekozen erenaam die oorspronkelijk als scheld- of spotnaam werd gebruikt
     Hij kwam niet meer bij en vanaf dat moment noemde Goldie mij niet meer Van Go maar Dickhead. Een geuzennaam die alleen hij mocht gebruiken en die ik daarna direct uitprobeerde in gebarentaal.[1]
     Mijn manier om tot bepaalde oplossingen of uitvindingen te komen is niet alledaags. Door collega’s en vrienden word ik wel een MacGyver-onderzoeker genoemd – een geuzennaam – omdat ik consumentenelektronica of gebruiksartikelen ombouw tot iets waarvoor het oorspronkelijk niet bedoeld is. Een Wii Remote heb ik bijvoorbeeld getransformeerd tot waterniveaumeter en in een waadbroek heb ik sensoren gefabriceerd zodat ze de temperatuur van water kunnen meten.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “‘Collega’s noemen me MacGyver-onderzoeker, omdat ik gebruiksartikelen ombouw tot iets waarvoor het niet bedoeld is’” (10 november 2018), NewScientist