rectificeren
- rec·ti·fi·ce·ren
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘rechtzetten’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Franse rectifier (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rectificeren |
rectificeerde |
gerectificeerd |
zwak -d | volledig |
rectificeren
- overgankelijk een gemaakte fout verbeteren
- De krant rectificeerde de volgende dag de storende fout.
- Het woord rectificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rectificeren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rectificeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ rectificeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be