• re·bel·le·rend
vervoeging van: rebelleren
verbogen vorm: rebellerende

rebellerend

  1. onvoltooid deelwoord van rebelleren
  2. attributief gebruikt
    • De rebellerende provincie werd geleidelijk omsingeld en uiteindelijk terugveroverd. 
  3. bijwoordelijk gebruikt
    • Tegen alle gezag rebellerend sloeg hij soms wild om zich heen.