reactor
- re·ac·tor
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘toestel waarin chemische, fysische of nucleaire reactie plaatsheeft’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reactor | reactoren reactors |
verkleinwoord | reactortje | reactortjes |
de reactor m
- (natuurkunde), (scheikunde) installatie bedoeld om er een fysische, chemische of nucleaire reactie in te doen plaatsvinden
- De derde reactor in Fukusjima had koelwaterproblemen.
- Het woord reactor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reactor" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "reactor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ reactor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be