• ra·dix
enkelvoud meervoud
naamwoord radix radices
verkleinwoord

de radixm

  1. (wiskunde) wortel uit een getal
  2. (wiskunde) grondgetal van talstelsel
  3. (taalkunde) kleinste betekenisvolle eenheid in een taal
50 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]