• raads·ge·bied
enkelvoud meervoud
naamwoord raadsgebied raadsgebieden
verkleinwoord - -

het raadsgebiedo

  1. (regering) terrein dat onder het gezag valt van een orgaan dat bestaat uit een groep vertegenwoordigers uit dat gebied
     De heer J. Schoenmakers. Oosterbeekstraat 22, Valkenburg werd met ingang van 1 jan. j.l. benoemd tot loon- en arbeidsdeskundige, ingevolge de Invaliditeitswet en Interimwet voor het hele raadsgebied van het district Maastricht van de Raad van Arbeid.[1]
     Terwijl volgens art. 12 lid I Db. de raden bevoegd zijn om voor het gebied, waarvoor zij zijn ingesteld, verordeningen vast te stellen nopens onderwerpen, die de belangen van dat gebied betreffen en dus de gewestelijke raden met hun verordeningen ook binnen hun gebied gelegen ressorten van gemeenteraden kunnen bestrijken, mogen bedoelde verordeningen niet treden in de regeling van huishoudelijke belangen van binnen het gewestelijk raadsgebied gelegen raadsressorten.[2]
  1.   Weblink bron Valkenburg in: Limburgsch dagblad, jrg. 48 nr. 4 (6 januari 1965), Uitgeversmaatschappij Limburgs Dagblad, Heerlen, p. 15 kol. 5
  2.   Weblink bron
    Kleintjes, Ph.
    “Staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië : Deel 1”, 3e druk (1917), De Bussy, Amsterdam, p. 198